De appelgrens en uitleg van het petitum van de dagvaarding
In het hier te bespreken arrest (ECLI:NL:GHSHE:2020:3425) redt het hof een eiser die was vergeten de vordering in het petitum van de dagvaarding tot uiting te brengen.
In het hier te bespreken arrest (ECLI:NL:GHSHE:2020:3425) redt het hof een eiser die was vergeten de vordering in het petitum van de dagvaarding tot uiting te brengen.
In zijn arrest van 13 november 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1783) oordeelt de Hoge Raad dat als de te veroordelen partij reeds vóórdat de uitspraak wordt gedaan al het mogelijke heeft gedaan om ervoor te zorgen dat de hoofdveroordeling zal worden nageleefd, geen dwangsom behoort te worden opgelegd. Intussen is het wel nog steeds de vraag of deze kwestie ook in een art. 611d Rv-procedure aan de orde gesteld kan worden.
Op 24 november 2020 is het procesreglement gepubliceerd voor WHOA-zaken die vanaf 1 januari 2021 kunnen worden aangebracht bij de rechtbanken.
Conservatoir beslag is in Nederland eenvoudig gelegd, maar hoe krijgt de beslagene het beslag er vanaf? Dat het beslagrecht in bepaalde gevallen een uitzonderingspositie heeft, werd kort geleden weer bevestigd in een uitspraak van de Hoge Raad. Deze uitspraak geeft aanleiding tot een reeks korte en praktische artikelen over het leggen en met name het opheffen van beslag.
In een recent arrest van het Hof Den Haag stond de vraag centraal of tegen de afwijzing door de rechtbank op formele gronden van een exhibitievordering moet worden gegriefd of dat deze vordering in hoger beroep bij wege van een nieuw incident kan worden opgeworpen.
De partij die in het ongelijk wordt gesteld wordt - conform de welbekende regel van artikel 237 Rv - in de proceskosten veroordeeld. Maar wat nou als een partij inhoudelijk (ten aanzien van de grondslag van de vordering) in het gelijk wordt gesteld, maar de rechter slechts een deel van het door die partij gevorderde bedrag toewijst? A-G van Peursem gaat in een lezenswaardige conclusie in op - onder meer - die vraag.
In de recente uitgave van de JBPR is een lezenswaardige noot verschenen van mr. Venhuizen bij een arrest van de Hoge Raad van 17 januari jl. over tussentijds appel en evocatie.
Een partij die zich gevoegd heeft in een gerechtelijke procedure tussen twee andere partijen, kan zelfstandig een rechtsmiddel instellen. Die mogelijkheid laat onverlet dat de in eerste instantie gevoegde partij ook ervoor kan kiezen om zich in een hogere instantie zich opnieuw te voegen, zo volgt uit recente rechtspraak van de Hoge Raad.
Zorgaanbieders kunnen gebruik maken van financiële derivaten in het kader van hun financiën. Met derivaten kunnen zorgaanbieders risico's als gevolg van rentewijzigingen afdekken. Dit komt bijvoorbeeld voor bij langlopende leningen om onroerend goed mee te bekostigen. Bij het gebruik van derivaten lopen zorgaanbieders echter meer risico's dan aanvankelijk werd geadviseerd dan wel waren zorgaanbieders soms niet goed op de hoogte van de werking daarvan. Met de voorgestelde regeling die nu ter consultatie ligt, moeten zorgaanbieders die gebruik willen maken van derivaten voldoen aan inhoudelijke eisen aan die financiële derivaten. Tevens moeten ze verantwoording afleggen in een treasurystatuut.
De Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) is per 1 januari 2021 in werking getreden.
Als de bodemrechter uitspraak heeft gedaan, moet de kortgedingrechter die over hetzelfde geschil oordeelt, zijn beslissing in beginsel op het oordeel van de rechter in de bodemzaak afstemmen. Deze ‘afstemmingsregel’ geldt echter niet als het bodemvonnis bij verstek gewezen is, zo volgt uit een recent arrest van het Hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2020:1913).
Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft onlangs een opmerkelijke uitspraak gedaan over de strekking en reikwijdte van het rechtsmiddelenverbod van artikel 204 lid 2 Rv.