Invoeringswet Omgevingswet aangenomen door Eerste Kamer
Op dinsdag 11 februari heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Invoeringswet Omgevingswet.
Op dinsdag 11 februari heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Invoeringswet Omgevingswet.
Minister Schouten heeft de Tweede Kamer bij brief van 7 februari 2020 geïnformeerd over de voortgang van de stikstofproblematiek en de maatregelen die in de landbouwsector genomen zullen worden. In dit kennisartikel bespreken wij de belangrijkste maatregelen.
Dat een gemeente in beginsel bereid is om medewerking te verlenen aan de vaststelling van een bestemmingsplan, betekent niet zonder meer dat de gemeenteraad dit plan uiteindelijk dan ook moet vaststellen. De raad heeft namelijk beleidsruimte bij het besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan en moet de betrokken belangen afwegen.
De eerste uitspraak van de Afdeling bestuursrecht over het opleggen van een gedoogplicht voor de aanleg van een windpark. De Afdeling verwerpt met een uitgebreide motivering de vele bezwaren van twee grondeigenaren. De belangrijkste overwegingen worden in dit artikel besproken.
In de praktijk signaleren wij steeds vaker dat vastgoedbeleggers ontwikkelwerkzaamheden (laten) verrichten met betrekking tot hun vastgoedportefeuilles die als privé vermogen worden aangehouden. Voor de heffing van inkomstenbelasting speelt dan de discussie in hoeverre het vastgoed nog wel kwalificeert als belegging in box 3. De ontwikkelwerkzaamheden zouden dan immers kunnen kwalificeren als onderneming of werkzaamheid in box 1. In deze blog gaan wij in op de relevante inkomstenbelastingaspecten bij vastgoedontwikkeling in privé aan de hand van een recente uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank namelijk dat een voordeel vanwege de verbouwing van een voormalig postkantoor kwalificeert als resultaat uit overige werkzaamheid in box 1 voor belanghebbende.
Eind november heeft minister Van Veldhoven de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van de Omgevingswet. De minister geeft aan dat het nog steeds wenselijk en mogelijk is dat de Omgevingswet per 1 januari 2021 in werking treedt.
In zijn arrest van 6 december 2019 heeft de Hoge Raad vastgesteld dat geen pandrecht kan worden gevestigd op de portefeuille van een assurantietussenpersoon. Dat in de praktijk wel behoefte aan verpandbaarheid bestaat, maakt dit niet anders. Assurantietussenpersonen doen er goed aan hiervan kennis te nemen, omdat hun assurantieportefeuilles als zodanig dus geen zekerheid voor de vorderingen van hun financiers kunnen bieden.
Is een assurantieportefeuille vatbaar voor verpanding? In deze blog behandelen we een recente uitspraak van de Hoge Raad die antwoord geeft op deze vraag.
Wat voor de één afval is, is voor de ander geen afval. Juist voor de houder is het belangrijk om te weten of een product als afvalstof wordt aangemerkt. Er geldt immers andere wet- en regelgeving voor afvalstoffen. Ook in de tijd dat er meer wordt ingezet op een circulaire economie is het (te) snel aanmerken van een product als afval niet altijd wenselijk. Of een product kwalificeert als afvalstof is niet altijd eenvoudig te beoordelen. Uit jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie en de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat alle omstandigheden van het geval bij de beoordeling moeten worden betrokken. Meer in het bijzonder moet gekeken worden naar het gedrag van de houder en de betekenis van “zich ontdoen van”.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft zich in uitspraken van 27 februari 2019 (casus 1) en 28 augustus 2019 (casus 2) gebogen over de vraag of een omgevingsvergunning kan worden verleend voor de vestiging van een supermarkt op gronden bestemd voor 'Detailhandel' met de nadere (functie)aanduiding 'tuincentrum'. In beide uitspraken komt de Afdeling tot een andere conclusie.
De rechtbank wijst de vorderingen passagiers van de geannuleerde vlucht af nu zij zelf een vervangende vlucht hebben geboekt die uiteindelijk eerder aankomt op de eindbestemming dan de initiële vlucht.
Op 10 juli 2019 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna te noemen: het Hof) een arrest gewezen naar aanleiding van de prejudiciële vragen die de Rechtbank Noord-Nederland heeft gesteld. Het Hof volgt de A-G en oordeelt dat de luchtvaartmaatschappij de ticketprijzen van gedupeerde pakketreizigers niet hoeft terug te betalen wanneer hun pakketreis is geannuleerd, ongeacht de insolventie van de reisorganisatie. Het Hof voegt hieraan toe dat de betrokken reiziger in ieder geval de mogelijkheid heeft een aansprakelijkheidsvordering in te stellen tegen de betrokken lidstaat wegens de schade die hij als gevolg van een schending van het Unierecht leidt.