Bejaarde huurder (81) moet huurwoning verlaten na overlast met scootmobiel
Een bejaarde huurder dient zijn woning in een appartementencomplex voor ouderen te verlaten, omdat hij zich door overlast te veroorzaken niet als een goed huurder gedraagt.
Een bejaarde huurder dient zijn woning in een appartementencomplex voor ouderen te verlaten, omdat hij zich door overlast te veroorzaken niet als een goed huurder gedraagt.
Voor huurders met een huishoudinkomen van meer dan € 43.000,- is er zwaar weer op komst. Op de valreep van 2011 heeft het kabinet een wetsvoorstel ingediend op grond waarvan verhuurders waarschijnlijk al per 1 juli 2012 de mogelijkheid krijgen om voor deze doelgroep een extra huurprijsverhoging van maximaal 5% door te voeren.
Uit onderzoek van RIGO Research en Advies blijkt dat de beëindiging van de huurovereenkomst tussen zorgaanbieders en woningcorporaties tot problemen kan leiden bij enkele woningcorporaties.
Op 11 oktober 2011 heeft het Hof Arnhem (LJN: BT7633) arrest gewezen in een kwestie waarbij de vraag centraal stond of een sociale huurder verplicht is zijn hoofdverblijf in een gehuurde woning te hebben.
Het Hof Den Haag heeft een arrest gewezen over een huur-/zorgovereenkomst, waarbij de (dochter van de) bewoners achterstallige maandelijkse betaalverplichtingen tevergeefs wilden verrekenen met vermeende schade als gevolg van onvoldoende verzorging/begeleiding.
Een huurder van een supermarkt die zijn filiaal aan een andere supermarktondernemer wil overdoen heeft het recht om deze indeplaatsstelling via de rechter af te dwingen. Dat is een essentieel recht waarvan zelfs niet met de toestemming van de kantonrechter van kan worden afgeweken. Er moet dan wel (onder meer) sprake zijn van een reële bedrijfsoverdracht.
Begin februari van dit jaar is door de rechtbank Amsterdam, sector kanton uitgemaakt dat een winkelier die een winkelpand huurt door de verhuurder niet mag worden beperkt in de wijze waarop de winkelier zijn onderneming in het winkelpand exploiteert zolang het winkelpand wordt gebruikt binnen de grenzen van de wet en de huurovereenkomst.
Op 14 januari 2011 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een verhuurder niet bevoegd is om via een bankgarantie de door beëindiging gederfde huurtermijnen als schade te innen op het moment dat de curator of de verhuurder de huurovereenkomst op grond van artikel 39 Faillissementswet (Fw) tussentijds door opzegging heeft beëindigd.
In een eerdere bijdrage van mijn hand ("Omzeilen" van de wachttijdregeling toegestaan) heb ik uiteengezet dat een opvolgend verhuurder van een winkelruimte volgens het Hof Arnhem de wachttijd kan omzeilen bij een opzegging tegen het einde van de tweede termijn (van vijf jaar).
In de wet is bepaald wat een gebrek vormt aan een verhuurde zaak. In beginsel vormen alle genotsbeperkingen die niet aan de huurder zijn toe te rekenen een gebrek.
Brova huurt sinds 1 december 2005 van de Kroonenberg Groep voor de duur van 10 jaar een winkelunit in het winkelcentrum De Barones te Breda. In huurovereenkomst is opgenomen dat de winkelunit uitsluitend zal worden bestemd om “te worden gebruikt als winkelruimte voor de verkoop van damesmode, één en ander in de ruimste zin des woords, conform de “Dutch” formule door Brova B.V.”. De formule blijkt niet levensvatbaar te zijn.
De hoofdregel is dat een verhuurder van 290-bedrijfsruimte (winkelruimte) de huurovereenkomst pas kan opzeggen na een verloop van vijf + vijf jaar, tenzij er sprake is van “dringend eigen gebruik”. In dat geval kan verhuurder de huurovereenkomst opzeggen tegen het einde van de eerste termijn (van vijf jaar). De verhuurder heeft deze mogelijkheid echter niet als hij de nieuwe eigenaar/verhuurder is én de opzegging wordt gedaan binnen drie jaar nadat de rechtsopvolging (schriftelijk) aan de huurder bekend is gemaakt. Dit is de zogenaamde wachttijdregeling voor de nieuwe eigenaar.