Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza): inwerkingtredingsdatum 1 januari 2022
De inwerkingtredingsdatum van de Wtza en Awtza is verschoven naar 1 januari 2022.
De inwerkingtredingsdatum van de Wtza en Awtza is verschoven naar 1 januari 2022.
In onze vorige bijdrage zijn wij ingegaan op (het belang van) integriteit in de werkomgeving, het doel van de Handreiking Gedragscode (on)gewenste gedragsvormen (de Handreiking), waarom het belangrijk is dat werkgevers deze Handreiking naleven en welke handvatten de Handreiking geeft voor werkgevers bij het opstellen van een eigen gedragscode. In deze bijdrage gaan wij in op het stappenplan.
Op 21 april 2020 verscheen de Handreiking Gedragscode (on)gewenste omgangsvormen van TNO. In deze twee blogs bespreken wij de Handreiking en gaan wij nader in op de aandachtspunten voor werkgevers bij het toepassen van de Handreiking in de eigen organisatie. Hoe kunt u als werkgever zorgen voor een integere organisatie? In het eerste blog gaan wij in op de achtergrond en de opbouw van de Handreiking.
In een brief van 13 oktober 2020 liet Minister De Jonge weten geen aanleiding meer te zien tot aanpassing van artikel 13 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) dat de vrije artsenkeuze van patiënten waarborgt. De Minister houdt de mogelijkheid open de wet in de toekomst alsnog aan te passen.
Op 1 oktober 2020 oordeelde de rechtbank Den Haag dat het inkoopkader voor de Wet langdurige zorg van 5 zorgkantoren onrechtmatig was. De rechter heeft de zorgkantoren daarnaast verboden de inkoopprocedures voort te zetten, zolang de zorgkantoren niet kunnen aantonen dat met de gehanteerde tarieven in alle gevallen wordt voldaan aan de eisen die daaraan kunnen worden gesteld. In deze blog bespreken wij voornoemde uitspraak.
Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft uitspraak gedaan in de zaak tussen de Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze en de vier grootste zorgverzekeraars van Nederland. Net als de Rechtbank Gelderland oordeelt het Hof dat het huidige vergoedingsbeleid (waarbij gebruik wordt gemaakt van een 'vlaktaks') niet in overeenstemming is met de wet. Het hoger beroep van de zorgverzekeraars slaagt dus niet. Een belangrijke uitspraak voor zorgaanbieders die (deels) ongecontracteerd zijn.
Ingevolge artikel 5:4 van de Wet verplichte ggz wijst de officier van justitie die ambtshalve of op aanvraag een verzoekschrift voor een zorgmachtiging voor een betrokkene voorbereidt een geneesheer-directeur aan. De geneesheer-directeur, werkzaam bij een zorgaanbieder, bereidt het zorginhoudelijke deel van de te verzoeken zorgmachtiging voor. In dat verband draagt de geneesheer-directeur ervoor zorg dat een medische verklaring wordt opgesteld door een psychiater. In zijn uitspraak van 2 oktober 2020 oordeelt de Hoge Raad dat die medische verklaring ook kan worden opgesteld door de geneesheer-directeur zelf indien deze tevens psychiater is en aan de voorwaarden van artikel 5:7 Wet verplichte ggz is voldaan.
In de besluiten van 20 december 2018 en 25 november 2019 heeft de Staatssecretaris van Financiën voorwaarden opgenomen met betrekking tot de toepassing van de zorgvrijstelling in de vennootschapsbelasting door zorginstellingen. Hieronder vallen ook zorginstellingen die (ook) gebruik maken van een of meerdere zorg-BV’s. Bestaande zorginstellingen krijgen tot en met 31 december 2020 de gelegenheid hun statuten en governance overeenkomstig deze besluiten aan te passen, waardoor de zorgvrijstelling ook na deze datum van toepassing blijft. In onze artikelen van 1 maart 2019 en 10 januari 2020 is hier op ingegaan. In dit artikel wordt een samenvatting gegeven van de voorwaarden van de zorgvrijstelling en komt het overgangsregime aan bod.
In deze blog bespreken wij het toetsingskader voor besluitvorming op grond van de Wmo aan de hand van een recente casus die zich in de gemeente Oosterhout voor deed. De uitspraak illustreert naar onze mening dat de lat voor het op zorgvuldige wijze nemen van besluiten door gemeenten, hoog ligt.
Vorige week sloot de consultatieronde naar de wijziging van de Wet langdurige zorg. In deze blog leggen wij kort uit welke wijzigingen de wetgever voornemens is om door te voeren.
Het intrekken en terugvorderen van persoonsgebonden budgetten op grond van de Wmo blijkt niet eenvoudig voor gemeenten. De lat daarvoor lijkt gelet op het vereiste van dubbele opzet hoog te liggen. Dit leggen wij in onderstaande blog uit aan de hand van een recente uitspraak.
De Wet verplichte ggz voorziet thans niet expliciet in de mogelijkheid voor de rechter om in een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel andere vormen van verplichte zorg op te nemen dan die op grond van de (voorafgaande) crisismaatregel zijn toegestaan. Dit kan onwenselijk zijn op het moment dat gedurende de crisismaatregel of machtiging zelf blijkt dat andere vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn. Recentelijk is een wetsvoorstel ingediend tot aanpassing van de Wet verplichte ggz op dit punt, op grond waarvan ook andere vormen van verplichte zorg kunnen worden opgenomen in de machtiging tot voortzetting. In zijn arrest van 5 juni 2020 oordeelt de Hoge Raad reeds in lijn met deze voorgestelde wetswijziging.