Gedoogplicht Waterwet; vorderen belangen eigenaar onteigening?
Gevolgen van projectplan en peilbesluit tellen niet mee bij beoordeling of belangen rechthebbende onteigening vorderen…
Gevolgen van projectplan en peilbesluit tellen niet mee bij beoordeling of belangen rechthebbende onteigening vorderen…
Planschade is ook voorzienbaar bij ‘vage’ termen ‘zoekgebied’ en ‘transformatie afweegbaar' In de uitspraak Hilvarenbeek van 17 april 2019 legt de Afdeling bestuursrechtspraak nog eens uit hoe het criterium voorzienbaarheid moet worden toegepast bij de beoordeling van verzoeken om een temoetkoming in planschade.
Compenseren van planschade in natura? Neem altijd een termijn op! Verder: ga niet te snel uit van passieve risicoaanvaarding, leert de Afdeling bestuursrechtspraak in de uitspraak Waalwijk d.d. 27 maart 2019.
In de Omgevingswet is nu een hoofdstuk opgenomen over Grondexploitatie. Dat hoofdstuk is achterhaald met het wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom. In de plaats van grondexploitatie krijgen we alleen nog te maken met het instrument van kostenverhaal. Wat betekent dat voor u?
De onteigeningswet schrijft niet voor dat de met de voordracht tot onteigening in te dienen stukken, waaronder de zakelijke beschrijving, al klaar moeten zijn op het moment van het verzoekbesluit. De gemeente Hendrik-Ido-Ambacht wil gronden onteigenen om ter plaatse een uitwerkingsplan voor woningbouw te realiseren. De eigenaren zijn het er niet mee eens en dienen een zienswijze in. In deze signalering bespreek ik kort de belangrijkste overwegingen van de Kroon.
Als een eigenaar door onderzoek in het archief van het lokale nieuwsblad tijdig voor de aankoop kennis had kunnen nemen van een mogelijk nadelige planologische ontwikkeling is de planschade als gevolg van die ontwikkeling voorzienbaar.
Er is de laatste jaren veel rechtspraak verschenen over de mogelijkheden en wijze van compensatie in natura. In dit artikel bespreek ik de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 17 oktober 2018, over planschade in het Utrechtse stadsdeel Leidsche Rijn. Deze uitspraak is interessant omdat de Afdeling een nieuwe benadering introduceert: die van de kans dat de schade in de toekomst wordt weggenomen.
De Onteigeningswet verplicht tot een schadeloosstelling in geld. Omdat onteigening een uiterste middel is stelt de Kroon niettemin de eis dat de onteigenende partij de voorkeur van de eigenaar voor een andere oplossing dan "een zak geld" wel serieus onderzoekt. Het KB Stompwijk-Verbindingsweg is daar een mooi voorbeeld van.
In het Koninklijk Besluit van 14 mei 2018 oordeelde de Kroon over een beroep op zelfrealisatie door de rechthebbende op een zakelijk recht van gebruik en bewoning. De Kroon zet het kader voor een beroep op zelfrealisatie uiteen en licht toe dat een dergelijke beroep in beginsel toekomt aan de eigenaar, niet de gebruiker.
Een exploitant van reclamemasten verzoekt om planschade omdat een geluidscherm het zicht vanaf de A7 op haar mast volledig wegneemt. De rechtbank oordeelt in beroep dat de planologische verandering in 2009 voorzienbaar was op grond van het Actieplan omgevingslawaai gemeente Zaanstad, waarvoor het ontwerp in april-juni 2008 ter inzage heeft gelegen. Wat vindt de Afdeling bestuursrechtspraak?
Als gevolg van de bestemming "groen" in een nieuw bestemmingsplan zijn de bebouwingsmogelijkheden van het perceel van Allibre komen te vervallen. In hoger beroep gaat het om de vraag of aan Allibre passieve risicoaanvaarding kan worden tegengeworpen. Eigenaar Allibre voerde aan dat de voorheen bestaande bouwmogelijkheden feitelijk niet konden worden gerealiseerd omdat het perceel sinds 2008 volledig door bebouwing is ingesloten, waardoor het perceel geen toereikende ontsluiting meer had.
Het komt regelmatig voor dat in het kader van een transactie of anderszins wordt overeengekomen dat een partij zal afzien van het instellen van een rechtsmiddel tegen een nieuwe ontwikkeling. Zo'n beding is niet in alle gevallen rechtsgeldig. Zie voor een recent voorbeeld van een te vérstrekkend en daardoor nietig beding de uitspraak d.d. 7 mei 2018 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (ECLI:NL:RBZWB:2018:2689).