Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33962, nr. 3, p. 522)
Dit artikel betreft een samenvoeging van twee artikelen uit de Wet milieubeheer. Het eerste lid bevat de gedoogplicht uit artikel 8.51 van de Wet milieubeheer en het tweede lid die uit artikel 17.11 van de Wet milieubeheer. Beide gedoogplichten zijn, op redactionele aanpassingen na, ongewijzigd uit die wet overgenomen. Het eerste lid is opgenomen omdat de nazorginstantie, belast met de nazorgmaatregelen als bedoeld in artikel 8.49 van de Wet milieubeheer, niet noodzakelijkerwijs ook de rechthebbende op het terrein waar de gesloten stortplaats is gelegen, behoeft te zijn. De nazorginstantie zal wel toegang moeten hebben tot het terrein van de stortplaats, alsmede de mogelijkheid moeten hebben tot het (laten) verrichten van werkzaamheden op dat terrein. In die gevallen moet de rechthebbende gedogen dat op zijn terrein nazorg wordt uitgevoerd. Het tweede lid betreft een plicht voor de rechthebbende van het perceel waar de milieuschade of onmiddellijke dreiging daarvan zich voordoet, om daar preventieve en herstelmaatregelen te dulden. Dit is noodzakelijk om te kunnen bewerkstelligen dat de rechthebbende van de grond niet de uitvoering van de te treffen maatregelen door of op last van het bevoegd gezag kan verhinderen. Overigens kan de rechthebbende zich als belanghebbende wel verweren tegen het treffen van de maatregelen waarvoor de gedoogplicht geldt (zie artikel 17.10, derde lid, van de Wet milieubeheer).