1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 22. Overgangsrecht
  5. Afdeling 22.1 Overgangsfase
  6. 22.1.2 De toepassing van in een verordening of het tijdelijke deel van het omgevingsplan opgenomen regels
  7. 22.9 Aanwijzing onderdelen voor verwezenlijking in de naaste toekomst

Artikel 22.9 Aanwijzing onderdelen voor verwezenlijking in de naaste toekomst

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

Op een in het tijdelijke deel van het omgevingsplan aangewezen onderdeel als bedoeld in artikel 3.4 van de Wet ruimtelijke ordening waarvan verwezenlijking in de naaste toekomst nodig wordt geacht blijft het oude recht van toepassing, uiterlijk tot vijf jaar na de dag met ingang waarvan die aanwijzing geldt.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr 3, p. 330-331)

Artikel 3.4 Wro bevat de mogelijkheid om in een bestemmingsplan bestemmingen aan te wijzen die op korte termijn verwezenlijkt moeten worden. Gedacht kan worden aan een nieuw bedrijventerrein, om ruimte te maken voor uitplaatsing van risicovolle of hinder veroorzakende bedrijven uit de bebouwde omgeving. De gewenste urgente realisering van zo’n bestemmingsplanonderdeel kan met zich brengen dat gronden onteigend moeten worden. Vanwege die samenhang is geregeld dat gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan tot onteigening kan worden besloten. De in artikel 3.4 gebruikte formulering «in de naaste toekomst» betekent – blijkens de parlementaire geschiedenis van deze regeling – een korte termijn van circa drie tot vijf jaar. Een vergelijkbare bepaling als in artikel 3.4 Wro keert in de Omgevingswet niet terug. Omdat bij inwerkingtreding van de Crisis- en herstelwet het desbetreffende artikel in de onteigeningswet is vervallen, vindt artikel 3.4 Wro in de praktijk nauwelijks toepassing. Voor de recent vastgestelde bestemmingsplannen of bestemmingsplanwijzigingen die een dergelijke urgentieaanwijzing bevatten, wordt in artikel 22.9 een overgangstermijn voorgesteld die overeenkomt met deze bedoelde realisatietermijn van maximaal vijf jaar.