1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 22. Overgangsrecht
  5. Afdeling 22.1 Overgangsfase
  6. 22.1.3 Overige bepalingen
  7. 22.16 Overgangsfase projectbesluit

Artikel 22.16 Overgangsfase projectbesluit

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Uiterlijk tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip hoeft een projectbesluit niet te voldoen aan artikel 5.52, eerste lid. Voor zover een projectbesluit in strijd is met het omgevingsplan, geldt het als een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.

2. Voor zover een projectbesluit geldt als een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit, hoeft het omgevingsplan niet eerder dan op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip met die vergunning in overeenstemming te zijn gebracht.

3. In het omgevingsplan worden geen regels gesteld die in strijd zijn met een projectbesluit als bedoeld in het eerste lid. De artikelen 4.19a, derde tot en met vijfde lid, en 5.53a, tweede tot en met vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr 3, p. 334-335)

Eerste lid

In de artikelen 5.52, eerste lid, en 5.53a van de Omgevingswet is bepaald dat het projectbesluit regels bevat die het omgevingsplan wijzigen voor zover dat plan in strijd is met het projectbesluit. Gedurende de overgangsfase is er echter nog geen omgevingsplan dat geheel aan de verplichtingen van de Omgevingswet voldoet en hebben gemeenten de tijd om het tijdelijk deel van het omgevingsplan om te vormen. Het is niet wenselijk om in deze fase onverkort vast te houden aan de verplichting uit artikel 5.52, eerste lid. Enerzijds omdat het tijdelijk deel van het omgevingsplan (onder meer) bestaat uit een samenvoeging van meerdere, vaak vele, bestemmingsplannen en vergelijkbare instrumenten per gemeente. Het wijzigen van deze veelheid aan instrumenten zou een grote bestuurslast leggen bij het bestuursorgaan dat een project wil verwezenlijken. Anderzijds is het omvormen van het tijdelijk deel van het omgevingsplan tot een volwaardig omgevingsplan bij uitstek de taak van de gemeente, die daarbij eigen keuzes moet kunnen maken, bijvoorbeeld over de wijze waarop zij het omgevingsplan wil inrichten en over de gewenste mate van detailniveau van de in het omgevingsplan op te nemen regels. Het is niet efficiënt en past niet bij de in de Omgevingswet gekozen bevoegdheidsverdeling die uitgaat van «decentraal, tenzij» als gedurende dat proces delen van het omgevingsplan als eerste worden gewijzigd door een bestuursorgaan dat een projectbesluit neemt. Daarom is in dit artikellid bepaald dat ook voor het projectbesluit een overgangsfase geldt, en dat gedurende die fase het projectbesluit niet direct het omgevingsplan hoeft te wijzigen. De mogelijkheid dat het projectbesluit wel regels bevat die het omgevingsplan wijzigen wordt niet uitgesloten; het ligt immers in de rede dat daarvoor wordt gekozen als de gemeente het tijdelijke deel van haar omgevingsplan al wel heeft omgevormd tot een omgevingsplan dat aan alle vereisten voldoet.

Als het project in strijd is met regels van het omgevingsplan en het die regels niet wijzigt, kan het project alleen worden uitgevoerd als het projectbesluit (voor zover nodig) geldt als omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (voor een nadere toelichting op dit nieuwe begrip wordt verwezen naar paragraaf 2.2.1.1 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting). Uit de tweede zin van dit artikellid volgt dat dat van rechtswege het geval is. Daardoor wordt voorkomen dat op dit onderdeel van het projectbesluit de beoordelingsregels voor de omgevingsplanactiviteit gelden in plaats van de regels die voor projectbesluiten gelden: het blijft een projectbesluit als bedoeld in artikel 5.52, eerste lid, waarop de in artikel 5.53, eerste lid, genoemde regels van overeenkomstige toepassing zijn, en wordt niet een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.52, tweede lid, onder a, waarop de regels, bedoeld in artikel 5.53, tweede lid, van toepassing zijn.

Tweede lid

Op grond van artikel 4.17 dienen gemeenten er met het oog op de actualiteit van het omgevingsplan voor te zorgen dat het omgevingsplan binnen vijf jaar in overeenstemming wordt gebracht met een onherroepelijke omgevingsvergunning voor een voortdurende omgevingsplanactiviteit. In afwijking daarvan is in het tweede lid bepaald dat het omgevingsplan niet eerder dan een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip – dat wil zeggen: niet voor het einde van de overgangsfase – met het als omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit geldende projectbesluit in overeenstemming hoeft te worden gebracht. Als het omgevingsplan op bedoeld tijdstip nog niet in overeenstemming is gebracht met zo’n omgevingsvergunning, geldt artikel 4.17.

Derde lid

In artikel 4.19a is een regeling opgenomen die voorkomt dat in een omgevingsplan regels worden gesteld die in strijd zijn met regels daarin zijn opgenomen op grond van een projectbesluit. Deze bepaling voorziet erin dat in het omgevingsplan ook geen regels worden gesteld die in strijd zijn met een projectbesluit dat niet het omgevingsplan wijzigt, maar dat geldt als omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.