1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 4. Algemene regels over activiteiten in de fysieke leefomgeving
  5. Afdeling 4.3 Bijzondere bepalingen voor regels over activiteiten
  6. 4.3.2 Rijksregels
  7. 4.36 Rijksregels handel en onder zich hebben van dieren, planten en producten

Artikel 4.36 Rijksregels handel en onder zich hebben van dieren, planten en producten

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. De in artikel 4.3 bedoelde regels over het verhandelen, het om een andere reden dan verkoop onder zich hebben of het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van dieren, planten en producten daarvan worden gesteld met het oog op de natuurbescherming.

2. De regels strekken er in ieder geval toe dat de activiteiten geen risico opleveren voor de staat van instandhouding van de betrokken soort.

3.  De regels kunnen ertoe strekken daarbij aangewezen rechtspersoonlijkheid bezittende organisaties te belasten met de taak om merken, merktekens of ringen voor vogels, planten of producten daarvan uit te reiken in overeenstemming met daarbij gestelde regels.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 985, nr. 3, p. 104-105)

Het kabinet wijst erop dat dat het voorgestelde artikel 4.36 van de Omgevingswet voorziet in een uitwerking van de bevoegdheid om bij algemene maatregel van bestuur algemene rijksregels te stellen over de handel en het onder zich hebben van dieren, planten en producten. Verwezen wordt naar paragraaf 4.5.3 van deze memorie van toelichting, waarin is ingegaan op de regelgeving over het verhandelen en het bezit van dieren, planten en producten daarvan. Met dit artikel wordt uitvoering gegeven aan de Europese citesverordening. Zoals volgt uit artikel II, eerste lid, van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten, gesloten te Washington op 3 maart 1973, waarnaar artikel 1 van de verordening verwijst, hebben deze regels tot doel alle met uitsterven bedreigde soorten die door de handel worden of zouden kunnen worden getroffen, aan bijzonder strenge voorschriften te onderworpen teneinde hun voortbestaan niet verder in gevaar te brengen en worden deze activiteiten slechts in buitengewone gevallen toegestaan. Tegen die achtergrond ligt het in de rede om in het wetsvoorstel te spreken over «staat van instandhouding», zonder het adjectief «gunstig».