1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 12. Bijzondere instrumenten voor het herinrichten van gebieden
  5. Afdeling 12.3 Uitvoering van landinrichting
  6. 12.3.2 Verrichten van werkzaamheden
  7. 12.18 Instructie tot verrichten werkzaamheden

Artikel 12.18 Instructie tot verrichten werkzaamheden

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Gedeputeerde staten van de provincie waar de werkzaamheden, vermeld in het inrichtingsprogramma, in hoofdzaak worden verricht, kunnen een instructie geven aan bestuursorganen van openbare lichamen anders dan het Rijk, waarbij het beheer of onderhoud van wegen, waterstaatswerken, gebieden van belang uit een oogpunt van natuurbescherming of landschapsbehoud of van elementen van landschappelijke, recreatieve, aardkundige of natuurwetenschappelijke waarde, of cultureel erfgoed, of andere voorzieningen van openbaar nut, berust of vermoedelijk komt te berusten. Bij de instructie kan worden bepaald dat deze bestuursorganen werkzaamheden verrichten ten aanzien van deze wegen, waterstaatswerken, gebieden, elementen, of andere voorzieningen van openbaar nut.

2. Bij de instructie kan een termijn worden gesteld waarbinnen uitvoering moet zijn gegeven aan de instructie.

3. Onze Minister die het aangaat beslist over de uitvoering van werkzaamheden ten aanzien van de wegen, waterstaatswerken, gebieden en voorzieningen van openbaar nut, bedoeld in artikel 12.8, eerste lid, waarvan het beheer of het onderhoud vermoedelijk bij het Rijk komt te berusten.

Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet, Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2018/19, 35133, nr. 3, p. 214-215)

Op grond van het voorgestelde artikel 12.18 kunnen gedeputeerde staten, als bevoegd gezag voor het verrichten van werkzaamheden ter uitvoering van het inrichtingsprogramma, bepalen dat werkzaamheden ten aanzien van wegen, waterstaatswerken, gebieden en voorzieningen van openbaar nut door andere openbare lichamen moeten worden verricht. Dit doen zij bij instructie. De instructiebevoegdheid in dit artikel onderscheidt zich van de instructiebevoegdheid in artikel 2.33 van de Omgevingswet. Ten eerste kan deze instructie zich, anders dan de instructie op grond van artikel 2.33, ook richten tot andere openbare lichamen dan gemeenten en waterschappen, zoals bij gemeenschappelijke regeling ingestelde openbare lichamen. Ten tweede kan de hier geregelde instructie ook betrekking hebben op wettelijke taken op grond van andere wetten dan de Omgevingswet, bijvoorbeeld het beheer van openbare wegen op grond van de Wegenverkeerswet, en kan het gaan om taken die op grond van het inrichtingsbesluit opnieuw zullen worden toegedeeld. De instructie kan dus voorafgaan aan de nieuwe toedeling van beheer en onderhoudstaken in het inrichtingsbesluit. Ten derde kan zich bij de instructie op grond van artikel 12.18 geen samenloop voordoen met de indeplaatstredingsbevoegdheid uit het generieke instrumentarium voor het interbestuurlijke toezicht. Uit de aard van deze specifieke instructiebevoegdheid volgt namelijk dat dat zij niet kan worden ingezet in situaties waarin het generieke instrumentarium kan worden ingezet. Daarom bestaat er, anders dan bij de instructie op grond van artikel 2.33, geen reden om een regeling te treffen voor de voorrang van dat generieke instrumentarium. In het tweede lid is artikel 2.23, vierde lid, van overeenkomstige toepassing verklaard op het geven van de instructie. Dit betekent dat in de instructie een termijn kan worden gesteld waarbinnen aan die instructie uitvoering moet zijn gegeven. Als de instructie niet binnen de gestelde termijn is uitgevoerd, blijft het bestuursorgaan waaraan de instructie was gericht in gebreke en kan het taakverwaarlozingsinstrumentarium ingezet worden. De instructie kan zich niet richten tot het Rijk. Voor die gevallen dat het beheer en onderhoud in het inrichtingsbesluit aan het Rijk zal worden toegedeeld voorziet het derde lid in de bevoegdheid van de minister die het aangaat om over de uitvoering van de werkzaamheden door het Rijk te beslissen.

Gelet op de hiervoor genoemde verschillen tussen de instructiebevoegdheid uit artikel 2.33 van de Omgevingswet en de instructiebevoegdheid uit dit artikel wordt opgemerkt dat daar waar de Omgevingswet verwijst naar een instructie als bedoeld in artikel 2.33, die verwijzing niet de instructie op grond van artikel 12.18 over de uitvoering van werkzaamheden op grond van het inrichtingsprogramma omvat.