1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 16. Procedures
  5. Afdeling 16.4 Milieueffectrapportage
  6. 16.4.2 Milieueffectrapportage voor projecten
  7. 16.49 Aanhouden, buiten behandeling laten of afwijzen aanvraag

Artikel 16.49 Aanhouden, buiten behandeling laten of afwijzen aanvraag

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Bij de aanvraag om een besluit als bedoeld in artikel 16.43, eerste lid, waarvoor een milieueffectrapport moet worden gemaakt, wordt een milieueffectrapport gevoegd.

2. Bij de aanvraag om een besluit waarop artikel 16.43, tweede lid, van toepassing is, wordt de mededeling van het voornemen, bedoeld in artikel 16.45, gevoegd.

3. Als niet wordt voldaan aan het eerste of tweede lid, wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten nadat de aanvrager eerst in de gelegenheid is gesteld binnen een door het bevoegd gezag gestelde termijn de aanvraag aan te vullen. Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

4. Als het bevoegd gezag overeenkomstig artikel 16.43, tweede lid, na de aanvraag beslist of er een milieueffectrapport moet worden gemaakt, houdt het de beslissing op de aanvraag aan zolang die beslissing niet is genomen, tenzij het gaat om een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een op grond van artikel 5.26, vierde lid, aangewezen geval. Als het bevoegd gezag beslist dat een milieueffectrapport gemaakt moet worden, wordt de aanvraag afgewezen.

5. Als het milieueffectrapport niet voldoet aan de op grond van artikel 16.52 gestelde regels, wijst het bevoegd gezag de aanvraag af nadat de aanvrager in de gelegenheid is gesteld binnen een door het bevoegd gezag gestelde termijn het milieueffectrapport aan te vullen.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 269-270)

Eerste lid

Bij de aanvraag om een besluit als bedoeld in artikel 16.43, eerste lid, waarvoor een milieueffectrapport wordt gemaakt, wordt een milieueffectrapport gevoegd. Als ontheffing is verleend, is dit artikel niet van toepassing. De ꞋtenzijꞋ clausule in onderdeel a kan daarom vervallen.

Bij een aanvraag om een mer-plichtig besluit is de mededeling van het voornemen daartoe niet nodig. Onderdeel b kan daarom vervallen. Zie hiervoor de artikelsgewijze toelichting bij artikel 16.45, eerste lid.

Vierde lid

Het vierde lid regelt dat het bevoegd gezag de beslissing op de aanvraag aanhoudt, als nog niet is beslist of er een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Wanneer het een aanvraag betreft om een op grond van artikel 5.26, vierde lid, bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geval, is er geen reden de aanvraag aan te houden. De beslissing of een milieueffectrapport moet worden gemaakt, is in die gevallen namelijk inhoudelijk hetzelfde als de beslissing op de aanvraag. Om die reden wordt voor die gevallen een uitzondering gemaakt in het vierde lid.

Vijfde lid

Aan artikel 16.49 wordt een vijfde lid toegevoegd. Het vijfde lid voorziet erin dat degene die de aanvraag om een besluit indient, het milieueffectrapport kan aanvullen als het milieueffectrapport niet voldoet aan de inhoudsvereisten van artikel 16.52. Hiermee wordt artikel 5, derde lid, onder c, van de herziene mer-richtlijn geïmplementeerd. Dit lid komt overeen met artikel 7.28, derde lid, Wm, zoals gewijzigd door de wet tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Crisis- en herstelwet in verband met de uitvoering van Richtlijn 2014/52/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PbEU 2014, L 124) (implementatie herziening mer-richtlijn) (Stb. 2017, 30). De op grond van artikel 16.52 gestelde regels zien zowel op de volledigheid als de kwaliteit van het milieueffectrapport als bedoeld in artikel 5, derde lid van de mer-richtlijn. Het woord «onjuistheden» uit artikel 7.28, derde lid, Wm is daarom niet overgenomen.

Omdat een inhoudelijke beoordeling moet plaatsvinden, dient de aanvraag te worden afgewezen in plaats van buiten behandeling te worden gelaten. Er is dan geen sprake van buitenbehandelingstelling in de zin van artikel 4:5, eerste lid, Awb (zie ook ABRvS 6 november 2013, 201300471/1/A3, ECLI:NL:RVS:2013:1823). Om het milieueffectrapport in dat geval toch te kunnen laten aanvullen, is die mogelijkheid in het nieuwe vijfde lid opgenomen. Artikel 4:15, tweede lid, onder b, Awb voorziet in opschorting van de beslistermijn bij inhoudelijke gebreken aan het milieueffectrapport. De opschorting is maximaal de termijn die het bevoegd gezag geeft voor aanvulling van het milieueffectrapport.

Oorspronkelijke wettekst

1. Bij de aanvraag om een besluit als bedoeld in artikel 16.43, eerste lid, waarvoor een milieueffectrapport moet worden gemaakt:
a. wordt een milieueffectrapport gevoegd, tenzij op grond van artikel 16.44, eerste lid, ontheffing van de plicht tot het maken van een milieueffectrapport is verleend, en
b. wordt de mededeling van het voornemen, bedoeld in artikel 16.45, gevoegd.

2. Bij de aanvraag om een besluit waarop artikel 16.43, tweede lid, van toepassing is, wordt de mededeling van het voornemen, bedoeld in artikel 16.45, gevoegd.

3. Als niet wordt voldaan aan het eerste of tweede lid, wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten nadat de aanvrager eerst in de gelegenheid is gesteld binnen een door het bevoegd gezag gestelde termijn de aanvraag aan te vullen. Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

4. Als het bevoegd gezag overeenkomstig het tweede lid na de aanvraag beslist of er een milieueffectrapport moet worden gemaakt, houdt het de beslissing op de aanvraag aan zolang die beslissing niet is genomen. Als het bevoegd gezag beslist dat een milieueffectrapport gemaakt moet worden, wordt de aanvraag afgewezen.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 562)

Bij een aanvraag om een vergunning waarvoor een MER gemaakt moet worden, wordt op grond van het eerste lid, aanhef en onder a, een MER gevoegd. Op grond van het eerste lid, aanhef en onder b, dient ook de mededeling van de initiatiefnemer dat het project mer- of mer-beoordelingsplichtig is, bij de aanvraag te worden gevoegd. Op grond van het tweede lid is het voor mer-beoordelingsplichtige projecten ook mogelijk dat de mer-beoordeling wordt uitgevoerd na het indienen van de aanvraag. Dan hoeft op grond van het tweede lid slechts het voornemen van het project bij de aanvraag te worden gevoegd. Deze bepaling wijkt af van het huidige artikel 7.28, tweede lid, van de Wet milieubeheer op grond waarvan de mer-beoordeling altijd voorafgaat aan de aanvraag. Door de voorgestelde mogelijkheid om ook na de aanvraag een beslissing te kunnen nemen over de mer-beoordeling wordt de proceduretijd voor het verlenen van een vergunning verkort. Op grond van het derde lid wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten als het gaat om een aanvraag waarbij op grond van het eerste lid onder andere een MER gevoegd moet worden en dat niet het geval is. Dit geldt ook als de aanvraag onder het tweede lid valt en er geen mededeling van het voornemer bijgevoegd is. De aanvrager wordt echter eerst in de gelegenheid gesteld zijn aanvraag aan te vullen voordat de aanvraag buiten behandeling wordt gelaten. Als de aanvraag niet of niet voldoende is aangevuld, wordt binnen vier weken aan de aanvrager bekendgemaakt dat zijn aanvraag buiten behandeling wordt gelaten. In het geval dat er geen MER gemaakt hoeft te worden, kan de vergunning worden voorbereid met de reguliere of uitgebreide procedure al naar gelang de voorbereidingsprocedure die van toepassing is. Als uit de mer-beoordeling echter volgt dat er een MER gemaakt moet worden, zal de aanvraag worden afgewezen. Om alsnog een vergunning te kunnen verkrijgen, zal opnieuw een aanvraag moeten worden ingediend en dan met een MER, want het eerste lid is dan van toepassing. Het risico ligt bij de initiatiefnemer. Artikel 16.47 heeft alleen betrekking op de aanvraag om een vergunning. Als het gaat om een ambtshalve te nemen besluit is dit artikel niet van toepassing, maar zijn de overige artikelen van deze afdeling uiteraard wel van toepassing. De mer-beoordeling vindt plaats op grond van artikel 16.41, tweede lid. Als er geen MER gemaakt hoeft te worden, wordt dat bij het besluit gemotiveerd. Als er echter wel een MER gemaakt moet worden, wordt het besluit op grond van artikel 16.48 voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 Awb en wordt het MER bij het ontwerpbesluit ter inzage gelegd.