1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 22. Overgangsrecht
  5. Afdeling 22.1 Overgangsfase
  6. 22.1.1 Van omgevingsplan met tijdelijk deel tot omgevingsplan
  7. 22.4 Regels verordeningen in omgevingsplan

Artikel 22.4 Regels verordeningen in omgevingsplan

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

Aan de verplichting tot vaststelling van een omgevingsplan, bedoeld in artikel 2.4, wordt uiterlijk op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip voldaan. Tot dat tijdstip zijn artikel 122 van de Gemeentewet en de artikelen 28 en 34, eerste lid, tweede zin, van de Wet algemene regels herindeling niet van toepassing. Vanaf dat tijdstip worden regels over de fysieke leefomgeving waarvoor dat op grond van artikel 2.7, eerste lid, is bepaald, alleen nog in het omgevingsplan opgenomen.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr 3, p. 326)

In het tijdelijk deel van het omgevingsplan zijn wel de ruimtelijke regels uit bestemmingsplannen en andere ruimtelijke besluiten opgenomen, maar nog niet alle andere gemeentelijke regels over de fysieke leefomgeving. Dergelijke regels komen voor in autonome gemeentelijke verordeningen, zoals bijvoorbeeld de ligplaatsenverordening, bomenverordening of de algemene plaatselijke verordening. Op grond van artikel 2.7 van de Omgevingswet zal in het Omgevingsbesluit nader bepaald worden welke regels onderdeel van het omgevingsplan kunnen of moeten zijn. Gemeenten hebben gedurende de overgangsfase de tijd om dergelijke regels uit de autonome verordeningen in het omgevingsplan op te nemen. Tot die tijd hoeft dan nog niet volledig te worden voldaan aan de opdracht in artikel 2.4 van de Omgevingswet om voor het gehele grondgebied van de gemeente regels over de fysieke leefomgeving in het omgevingsplan op te nemen. Artikel 22.4 regelt daarom dat de gemeenteraad uiterlijk op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip ter uitvoering van artikel 2.4 de in artikel 2.7, eerste lid, bedoelde regels opneemt in het omgevingsplan. Tot die tijd kunnen regels dus nog in autonome gemeentelijke verordeningen zijn opgenomen. Dit betekent ook dat bestaande gemeentelijke verordeningen of onderdelen daarvan die op de fysieke leefomgeving betrekking hebben, na inwerkingtreding van de Omgevingswet van kracht blijven en gedurende de overgangsfase nog aangepast kunnen worden. Artikel 122 van de Gemeentewet, dat bepaalt wanneer verordeningen van rechtswege vervallen, is gedurende de overgangsfase niet van toepassing. De artikelen 28 en 34, eerste lid, tweede zin, van de Wet algemene regels herindeling, die bepalen binnen welke termijn gemeenten tot één omgevingsplan moeten komen, zijn evenmin van toepassing. Hierdoor wordt voorkomen dat voor (recent) heringedeelde gemeenten een andere overgangstermijn zou gelden dan voor de gemeenten die niet zijn heringedeeld.