1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 10. Gedoogplichten
  5. Afdeling 10.3 Bij beschikking op te leggen gedoogplichten
  6. 10.3.2 Gedoogplichten
  7. 10.21a Gedoogplicht verontreiniging van de bodem zorgplicht of ongewoon voorval

Artikel 10.21a Gedoogplicht verontreiniging van de bodem zorgplicht of ongewoon voorval

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

Het college van burgemeester en wethouders kan voor het voorkomen, beperken of ongedaan maken van een verontreiniging of aantasting van de bodem aan een rechthebbende een gedoogplicht opleggen voor:

a. het verrichten van onderzoek door de veroorzaker naar de aard en omvang van die verontreiniging of aantasting,

b. het treffen van maatregelen door de veroorzaker voor het voorkomen, beperken of ongedaan maken van die verontreiniging of aantasting van de bodem en de directe gevolgen daarvan.

Aanvullingswet bodem Omgevingswet, Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34864, nr. 3, p. 75)

Eenieder die handelingen uitvoert op of in de bodem is op grond van de specifieke zorgplicht voor bodem (thans artikel 13 van de Wet bodembescherming) verplicht om een verontreiniging van de bodem of het grondwater te voorkomen of, als dat niet mogelijk is, die verontreiniging ongedaan te maken.

Het voornemen is om via het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet een verbod te regelen om de bodem te verontreinigen of aan te tasten, dat zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk is te handhaven. Daarnaast bestaat het ongewoon voorval met nadelige gevolgen voor de bodem. Deze gedoogplicht is bruikbaar voor beide situaties. De gedoogplicht heeft betrekking op maatregelen die de veroorzaker treft, in aanvulling op het algemene wettelijke kader voor toezicht en handhaving door de overheid.

Het is denkbaar dat de verontreiniging zich uitstrekt tot een perceel (of het grondwater onder dat perceel) waarvan een derde de rechthebbende is, waardoor de veroorzaker diens medewerking nodig heeft. De rechthebbende heeft er in beginsel zelf ook alle belang bij dat de veroorzaker de verontreiniging opruimt, maar de opruimwerkzaamheden kunnen ook op hun beurt schade veroorzaken. Het kan bijvoorbeeld gaan om schade aan een siertuin, schade aan een verharding op een bedrijfsterrein, of eventueel ook gederfde omzet van het naastgelegen bedrijf als de opruimwerkzaamheden een normale bedrijfsvoering belemmeren.

Het is denkbaar dat het niet lukt om tijdig overeenstemming te bereiken over de voorwaarden voor toestemming, waaronder eventuele schadevergoeding voor de opruimwerkzaamheden. In dat geval zou de veroorzaker de noodzakelijke maatregelen niet mogen uitvoeren. Dat is onwenselijk gelet op het belang van de bescherming van het milieu en het grondwater (eventuele drinkwatervoorraden in het grondwater) tegen verontreiniging. Bovendien is het onwenselijk dat een derde het feitelijk onmogelijk kan maken voor een (welwillende) veroorzaker om een wettelijk voorschrift ter bescherming van de leefomgeving na te leven.

Het college van burgemeester en wethouders kan indien nodig een gedoogplicht opleggen aan de rechthebbende van het perceel waar de milieuschade (of onmiddellijke dreiging daarvan) zich voordoet, om daar preventieve en herstelmaatregelen te dulden (onderdeel b). De gedoog-plicht kan ook onderzoek omvatten om de aard en omvang van de verontreiniging of aantasting vast te stellen, om de juiste aanpak te bepalen (onderdeel a).