1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 2. Taken en bevoegdheden van bestuursorganen
  5. Afdeling 2.3 Omgevingswaarden
  6. 2.3.4 Omgevingswaarden Rijk
  7. 2.14 Omgevingswaarden Rijk

Artikel 2.14 Omgevingswaarden Rijk

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, met inachtneming van de grenzen van artikel 2.3,
derde lid, omgevingswaarden worden vastgesteld.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 409)

Het Rijk kan bij algemene maatregel van bestuur omgevingswaarden vaststellen. Het Rijk kan alleen omgevingswaarden vaststellen als dat met het oog op de doelstellingen van de wet nodig is. Dit is een bestuurlijke afweging. Daarbij gelden de subsidiariteitscriteria van artikel 2.3, derde lid.

De uitwerking van de omgevingswaarden leent zich gezien het detailniveau en grote invloed van Europese regels voor uitwerking op het niveau van een algemene maatregel van bestuur, zoals ook in paragraaf 5.12 van het algemeen deel van de memorie van toelichting is beschreven. Omgevingswaarden zijn van bijzondere betekenis voor het beleid ten aanzien van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving en de beleidscyclus. Met de voorhangbepaling van artikel 23.5 is gewaarborgd dat het parlement rechtstreeks invloed kan uitoefenen op de juridische uitwerking van het kwaliteitsbeleid voor de leefomgeving in Nederland.

Door monitoring moet worden nagegaan of de omgevingswaarde wordt bereikt of overschreden (artikel 20.1), en dat een programma moet worden opgesteld of gewijzigd wanneer de omgevingswaarde niet wordt gehaald (artikel 3.9 en 3.10). Gemeente- en provinciebesturen kunnen verantwoordelijk zijn voor de monitoring op grond van artikel 20.2. Op grond van artikel 3.9 berust de verplichting tot het opstellen van een programma in principe bij gemeenten (of waterschappen voor programma's over regionale watersystemen), tenzij een ander bestuursorgaan is aangewezen. De kosten van de huidige monitoring en het opstellen en uitvoeren van huidige programma's zijn verdisconteerd in de algemene uitkering van het gemeente- en provinciefonds, en hoeven dus niet afzonderlijk te worden gecompenseerd.