1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 10. Gedoogplichten
  5. Afdeling 10.3 Bij beschikking op te leggen gedoogplichten
  6. 10.3.4 Bijzondere bepalingen
  7. 10.28 Eigendom van een werk van algemeen belang

Artikel 10.28 Eigendom van een werk van algemeen belang

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

Artikel 20, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige toepassing op werken van algemeen belang die met toepassing van een gedoogplichtbeschikking worden aangelegd, in stand gehouden, gewijzigd of verplaatst.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33962, nr. 3, p. 532-533)

In dit artikel wordt artikel 20, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing verklaard. In de Belemmeringenwet Privaatrecht is er geen regeling over de eigendom van het werk van algemeen belang dat op basis van een gedoogplichtbeschikking wordt aangelegd op of in de onroerende zaak van een ander. Dit wetsvoorstel voorziet in een regeling van de eigendom van een werk van algemeen belang door aan te sluiten bij artikel 5:20 BW. In de gevallen dat minnelijke overeenstemming wordt bereikt over de aanleg van een werk van algemeen belang, wordt vaak een opstalrecht gevestigd. Met de vestiging van dit beperkte recht behoudt de initiatiefnemer de eigendom van dat werk. Wordt er echter geen minnelijke overeenstemming bereikt en komt het uiteindelijk tot het opleggen van een gedoogplicht, dan valt men terug op artikel 5:20, tweede lid, BW inhoudende dat de eigendom van een net, bestaande uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor het transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie, dat in, op of boven de grond van anderen is of wordt aangelegd, toebehoort aan de bevoegde aanlegger van dat net of diens rechtsopvolger. De gedoogplichtbeschikking kan in die situatie gelden als bewijs dat de aanlegger bevoegd was. Omdat de werken die op basis van dit wetsvoorstel kunnen worden aangelegd niet alleen zien op kabels en leidingen, wordt artikel 5:20, tweede lid, BW van overeenkomstige toepassing verklaard op alle werken van algemeen belang die op grond van een gedoogplichtbeschikking tot stand zijn gebracht. De aard van deze regeling brengt met zich dat het slechts gaat om zaken en niet om handelingen. Zou dit niet geregeld worden, dan zouden die werken door het bepaalde in artikel 5:20, eerste lid, BW mogelijk eigendom kunnen worden van de eigenaar van de grond waarop of waarin het werk is geplaatst.