1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 16. Procedures
  5. Afdeling 16.9 Bekrachtigingsprocedure onteigeningsbeschikking
  6. 16.9.2 Vooronderzoek
  7. 16.97 Bedenkingen

Artikel 16.97 Bedenkingen

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Belanghebbenden kunnen bij de rechtbank schriftelijk bedenkingen inbrengen tegen de onteigeningsbeschikking. Als belanghebbenden worden in ieder geval aangemerkt:
a. eigenaren,
b. erfpachters,
c. opstallers,
d. eigenaren van een heersend erf,
e. rechthebbenden op rechten van gebruik en bewoning,
f. rechthebbenden op rechten als bedoeld in artikel 150, vijfde lid, van de Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek,
g. bezitters,
h. huurkopers,
i. huurders, waaronder ook onderhuurders aan wie bevoegdelijk is onderverhuurd,
j. pachters, waaronder ook onderpachters aan wie bevoegdelijk is onderverpacht, en
k. schuldeisers die de nakoming van een verplichting als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek kunnen vorderen.

2. De artikelen 6:5, eerste en derde lid, en 6:6 van de algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet, Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2018/19, 35 133, nr. 3, p. 277)

Op grond van het tweede lid van het voorgestelde artikel worden aan de bedenkingen dezelfde eisen gesteld als aan een bezwaar- of beroepschrift, met uitzondering van de eis dat de indiener een afschrift van het betrokken besluit verstrekt. In verband hiermee wordt ook de verzuimregeling van artikel 6:6 Awb van overeenkomstige toepassing verklaard.

Mocht een indiener van bedenkingen in verzuim zijn geweest, dan laat de rechtbank de bedenkingen buiten beschouwing.

Niet-ontvankelijkverklaring is bij bedenkingen niet aan de orde, omdat niet de bedenkingen maar het verzoekschrift het begin van de bekrachtigingsprocedure vormt.