1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 3. Omgevingsvisies en programma's
  5. Afdeling 3.2 Programma's
  6. 3.2.2 Verplichte programma's
  7. 3.11 Wijziging met oog op doelbereik

Artikel 3.11 Wijziging met oog op doelbereik

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Het bestuursorgaan dat een programma als bedoeld in deze paragraaf heeft vastgesteld, wijzigt
dat programma als uit de monitoring, bedoeld in artikel 20.1, eerste lid, blijkt dat met dat
programma niet aan de omgevingswaarde kan worden voldaan.

2. Het programma wordt zo gewijzigd dat binnen een passende termijn aan de omgevingswaarde
wordt voldaan.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 453)

Een programma als bedoeld in afdeling 3.2 van het wetsvoorstel kan onder meer zijn gericht op het voldoen aan of bereiken van een of meer omgevingswaarden. Voor zover dat programma is gericht op het voldoen aan omgevingswaarden, wordt in dat programma vermeld welke omgevingswaarden dit betreft en op welke wijze, dat wil zeggen met welke uitvoeringsgerichte maatregelen, aan deze omgevingswaarden zal worden voldaan. Dit artikel verplicht tot wijziging van een programma als uit de monitoring op basis van artikel 20.1 blijkt dat aan de omgevingswaarden niet kan worden voldaan. Op grond van deze monitoringsgegevens hebben bestuursorganen inzicht in de wijze waarop de in het programma opgenomen uitvoeringsmaatregelen bijdragen aan het voldoen aan de vastgelegde omgevingswaarde. Het bereik van de bepaling is begrensd: de verplichting geldt alleen voor zover er een monitoringsverplichting geldt op grond van hoofdstuk 20 van dit wetsvoorstel. Voor programma's die een programmatische aanpak bevatten (zie paragraaf 3.2.4) geldt overigens een aanvullende eis voor wat betreft monitoring: zie daarvoor de toelichting bij de artikelen 3.15, tweede lid, 20.1, tweede lid, en 20.2, tweede lid.
Bestuursorganen hebben met deze bepaling de mogelijkheid om, gelet op de monitoringsgegevens, te anticiperen en de inhoud van het programma aan te passen. Dit kan bestaan uit het nemen van extra maatregelen of het anders prioriteren van activiteiten. Het vaststellend bestuursorgaan kan er eventueel ook voor kiezen het doel van het programma aan te passen, als dit er maar toe leidt dat aan de omgevingswaarde wordt voldaan. Aanpassing kan meebrengen dat, gelet op het uitgangspunt van een zo actueel mogelijk beleidskader, de omgevingsvisie of andere programma's ook aanpassing behoeven.
Aanpassing van een programma is alleen verplicht op het moment dat het voor het bestuursorgaan helder is dat met het vastgestelde programma niet aan de omgevingswaarden kan worden voldaan. Het bestuursorgaan zelf zal dan constateren dat wijziging nodig is.
Voor de mogelijkheden van rechtsbescherming wordt verwezen naar de toelichting bij hoofdstuk 16. Gewezen wordt ook op de algemene delegatiegrondslag van artikel 16.86 voor het stellen van regels over de aanpassing van het programma.