1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 2. Taken en bevoegdheden van bestuursorganen
  5. Afdeling 2.3 Omgevingswaarden
  6. 2.3.4 Omgevingswaarden Rijk
  7. 2.15a Omgevingswaarden stikstofdepositie

Artikel 2.15a Omgevingswaarden stikstofdepositie

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Het percentage van het areaal van de voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden waarop de depositie van stikstof niet groter is dan de hoeveelheid in mol per hectare per jaar waarboven verslechtering van de kwaliteit van die habitats niet op voorhand is uit te sluiten, bedraagt:

a. in 2025: ten minste 40%;

b. in 2030: ten minste 50%;

c. in 2035: ten minste 74%.

2. De in het eerste lid bedoelde omgevingswaarden zijn resultaatsverplichtingen. 

3. In elk geval in 2028 wordt bezien of met het programma kan worden voldaan aan de omgevingswaarde voor 2035. 

4. Uiterlijk in 2033 en vervolgens steeds uiterlijk twee jaar voor het verstrijken van de termijn waarbinnen aan de omgevingswaarde, bedoeld in het eerste lid, onder c, moet zijn voldaan, dient de regering een voorstel van wet in tot wijziging van het eerste lid ten behoeve van de vaststelling van de omgevingswaarde voor de volgende periode, zodat de depositie op termijn wordt verminderd tot een niveau dat nodig is voor een gunstige staat van instandhouding van de betrokken natuurlijke habitats en soorten op landelijk niveau.

Memorie van toelichting: artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2020/21, 35 600, nr. 3, p. 63-64)

Dit artikel bevat de resultaatsverplichtende omgevingswaarde voor de vermindering van de stikstofdepositie op daarvoor gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden. Het eerste en tweede lid zijn gelijk aan het voorgestelde artikel 1.12a van de Wet natuurbescherming.

Het derde lid stelt zeker dat ook na 2030 een of meer omgevingswaarden zullen blijven worden gesteld totdat de depositie is verminderd tot een niveau dat nodig is voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding van de betrokken natuurlijke habitats en soorten op landelijk niveau. De tweede volzin draagt de regering op om daartoe tijdig (uiterlijk twee jaar voordat de termijn verstrijkt waarbinnen aan de resultaatsverplichting moet zijn voldaan) een wetsvoorstel in te dienen.

Gestreefd wordt naar inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Aanvullingswet natuur Omgevingswet op 1 januari 2022. Om die reden is ervan afgezien om in het voorgestelde artikel 1.12a van de Wet natuurbescherming het equivalent op te nemen van artikel 2.15a, derde lid, van de Omgevingswet.

Een omgevingswaarde is volgens artikel 2.9, tweede lid, van de Omgevingswet een waarde die voor de fysieke leefomgeving of een onderdeel daarvan de gewenste staat of kwaliteit, de toelaatbare belasting door activiteiten, of de toelaatbare concentratie of depositie van stoffen bepaalt. De omgevingswaarde voor stikstofdepositie valt in de laatste categorie. Zij heeft daarbij betrekking op een onderdeel van de fysieke leefomgeving, namelijk de Natura 2000-gebieden met voor stikstof gevoelige habitats.

Een omgevingswaarde wordt volgens het derde lid van artikel 2.9 van de Omgevingswet uitgedrukt in meetbare of berekenbare eenheden of anderszins objectieve termen. Bij de in artikel 2.15a opgenomen omgevingswaarde voor stikstofdepositie is dat het geval, waar deze zal worden uitgedrukt in een maximale omvang van de stikstofdepositie per hectare, gekoppeld aan een areaal dat met die omvang van de depositie te maken heeft.

Het voorgestelde artikel 2.15a van de Omgevingswet voldoet ook aan de uitgangspunten van artikel 2.14 van de Omgevingswet voor de vaststelling van rijksomgevingswaarden. Op grond van dat artikel kunnen omgevingswaarden alleen worden vastgesteld met het oog op:

  • een nationaal belang dat niet op een doelmatige en doeltreffende wijze door het provinciebestuur of gemeentebestuur kunnen worden behartigd;
  • voor een doelmatige en doeltreffende uitvoering van de taken en bevoegdheden op grond van de Omgevingswet of de uitvoering van een internationaalrechtelijke verplichting.

De overbelasting door stikstof is een provincie-overstijgend probleem, aangezien de stikstof afkomstig is uit veel verschillende over het land verspreide bronnen en gevolgen heeft voor meer dan driekwart van de Natura 2000-gebieden, verspreid over heel Nederland. De aanpak daarvan vergt een landelijke coördinatie en voor een deel ook wetgeving om de emissies terug te dringen. De aanpak is nodig om aan de Natura 2000-gebieden de bescherming te kunnen bieden die op grond van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn vereist is.

Artikel 3.10 van de Omgevingswet voorziet in een verplichting om een programma vast te stellen als aannemelijk is dat niet wordt voldaan of niet zal worden voldaan aan een omgevingswaarde. Nu het voorgestelde artikel 3.9, vierde lid, al voorziet in de vaststelling van een programma dat er (onder meer) toe strekt om tijdig te voldoen aan de omgevingswaarde voor stikstofdepositie en ook al is voorzien in de verplichting tot wijziging van het programma als uit de monitoring blijkt dat met dat programma niet aan een tussendoel of aan de omgevingswaarde kan worden voldaan, komt geen betekenis meer toe aan art. 3.10.