1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 2. Taken en bevoegdheden van bestuursorganen
  5. Afdeling 2.5 Instructieregels en instructies
  6. 2.5.1 Doorwerking van beleid door instructieregels
  7. 2.32 Ontheffing instructieregels

Artikel 2.32 Ontheffing instructieregels

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Bij een regel op grond van artikel 2.22, eerste lid, kan worden bepaald dat gedeputeerde staten,
op verzoek van een bestuursorgaan van een gemeente of waterschap, ontheffing kunnen verlenen
van die regel.

2. Bij een regel op grond van artikel 2.24, eerste lid, kan worden bepaald dat  Onze Minister die het aangaat, op verzoek van een bestuursorgaan van een gemeente, waterschap of provincie, ontheffing kan verlenen van die regel. Bij de regel kan worden bepaald dat voor het besluit tot het verlenen van een ontheffing overeenstemming is vereist met Onze Minister die het aangaat of Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

3. Bij een regel op grond van artikel 2.24, eerste lid, kan worden bepaald dat gedeputeerde staten,
op verzoek van een bestuursorgaan van een gemeente of waterschap, ontheffing kunnen verlenen
van die regel, als de aanwijzing of begrenzing van een locatie waarop die regel ziet, wordt bepaald
in een besluit van een bestuursorgaan van de provincie.

4. Als bij een regel als bedoeld in artikel 2.25, zesde lid, is bepaald dat bij
omgevingsverordening van een regel kan worden afgeweken of nadere regels worden of kunnen
worden gesteld, kan daarbij ook worden bepaald dat gedeputeerde staten op verzoek van een
bestuursorgaan van een gemeente of waterschap ontheffing kunnen verlenen van die regel of
nadere regels.

5. Een ontheffing wordt alleen verleend als de uitoefening van de taak of bevoegdheid waarvoor
ontheffing wordt gevraagd onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot het belang dat wordt
gediend met de regel waarvan ontheffing is gevraagd.

6. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. In de ontheffing kan worden
bepaald dat deze geldt voor een daarbij gestelde termijn.

Memorie van Toelichting: artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 152)

Het nieuwe derde lid bevat de mogelijkheid om in de rijksinstructieregels in het Besluit kwaliteit leefomgeving te bepalen dat gedeputeerde staten ontheffing kunnen verlenen van die regels. Dit is aan de orde bij instructieregels waarvoor een bestuursorgaan van de provincie een besluit moet nemen tot aanwijzing of begrenzing van het gebied waarvoor dergelijke instructieregels gelden. Bij het uitwerken van de algemene maatregelen van bestuur is gebleken dat een dergelijke optie nodig is voor het continueren van de huidige werkwijze bij de beperkingengebieden met betrekking tot luchthavens van regionale betekenis.

Oorspronkelijke wettekst

1. Bij een regel op grond van artikel 2.22, eerste lid, kan worden bepaald dat gedeputeerde staten, op verzoek van een bestuursorgaan van een gemeente of waterschap, ontheffing kunnen verlenen van die regel.

2. Bij een regel op grond van artikel 2.24, eerste lid, kan worden bepaald dat Onze Minister of Onze Minister die het aangaat, op verzoek van een bestuursorgaan van een gemeente, waterschap of provincie, ontheffing kan verlenen van die regel.

3. Als bij een regel op grond van artikel 2.25, zesde lid, is bepaald dat bij omgevingsverordening van een regel kan worden afgeweken of nadere regels worden of kunnen worden gesteld, kan daarbij ook worden bepaald dat gedeputeerde staten op verzoek van een bestuursorgaan van een gemeente of waterschap ontheffing kunnen verlenen van die regel of nadere regels.

4. Een ontheffing wordt alleen verleend als de uitoefening van de taak of bevoegdheid waarvoor ontheffing wordt gevraagd onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot het belang dat wordt gediend met de regel waarvan ontheffing is gevraagd.

5. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. In de ontheffing kan worden bepaald dat deze geldt voor een daarbij gestelde termijn.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 434-436)

Dit artikel sluit aan bij de regeling uit de wet van 21 juni 2012 tot wijziging van de Wet ruimtelijke ordening en enige andere wetten (voorzien in een wettelijke grondslag voor provinciaal medebewind en de mogelijkheid tot afwijking van algemene regels) (Stb. 2012, 306). De achtergrond van deze bepaling is dat er zich altijd situaties kunnen voordoen waarin een onverkorte toepassing van instructieregels tot onbillijkheden of fricties kan leiden. De in dit artikel opgenomen ontheffingsmogelijkheid is bedoeld voor situaties waarbij de zorg voor de fysieke leefomgeving van het openbaar lichaam tot wie de instructieregel zich richt onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met die regels te dienen belangen. Daarvan kan sprake zijn als ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving redelijkerwijs niet te voorzien waren, maar bijvoorbeeld ook als ontwikkelingen met behulp van maatwerkoplossingen of innovatieve initiatieven in overeenstemming kunnen worden gebracht met de belangen die met de instructieregel worden behartigd.
Anders dan onder de Wro is deze ontheffingsmogelijkheid ook bedoeld voor ontheffingverlening in gevallen die in zijn algemeenheid voorzienbaar zijn, maar in hun specifieke casuïstiek niet. Dergelijke gevallen zijn niet goed vooraf, voordat zij zich daadwerkelijk voordoen, te formuleren als een uitzondering op de instructieregel. De ontheffingsbevoegdheid biedt dan de mogelijkheid tot afwijking. Een voorbeeld hiervan zijn de algemene instructieregels gericht tot het omgevingsplan of een projectbesluit die hoogtebeperkingen aan bebouwing bevatten in verband met de nabijheid van een luchthaven. In het verleden is gebleken dat in enkele gevallen een afwijking van dergelijke hoogtebeperkingen wenselijk werd geacht en ook in overeenstemming kan zijn met het belang van de vliegveiligheid. De huidige Wet luchtvaart bevat daartoe de verklaring van geen bezwaar, waarmee afwijking van de instructieregel mogelijk is. Het wetsvoorstel biedt voor dergelijke gevallen de mogelijkheid tot verlening van een ontheffing van de instructieregel.

Eerste en tweede lid

Niet bij alle regels is het wenselijk dat daarvan ontheffing kan worden verleend. Europese richtlijnen kunnen daaraan in de weg staan, maar het kan ook bijvoorbeeld op grond van overwegingen van rechtszekerheid of rechtsgelijkheid onwenselijk worden geacht. Het eerste en tweede lid bepalen dan ook dat bij het stellen van de regel in de omgevingsverordening of de algemene maatregel van bestuur expliciet moet worden aangegeven of daarvan ontheffing kan worden verleend. Voorbeelden van regels waarvan het verlenen van ontheffing onwenselijk zal zijn, zijn regels over een omgevingsplan die in zichzelf al voldoende afwegingsruimte bieden en regels over de inhoud van een op te stellen programma. In voortzetting op de Wro lijkt het bieden van een mogelijkheid tot verlening van ontheffing in het kader van regels over het toedelen van functies aan locaties wel in de rede te liggen.

Ontheffing kan worden aangevraagd door het bestuursorgaan tot wiens taak of bevoegdheid de regel is gericht. Dit betekent dat de bestuursorganen van een gemeente en waterschap ontheffing kunnen vragen van een regel gesteld bij omgevingsverordening op grond van artikel 2.22 en dat de bestuursorganen van een gemeente, waterschap of provincie de verzoekers kunnen zijn van een ontheffing van een bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2.24 gestelde regel. Ontheffing van een bij of krachtens omgevingsverordening gestelde regel wordt verleend door gedeputeerde staten. De Minister van Infrastructuur en Milieu of de verantwoordelijke Minister kunnen ontheffing van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels verlenen.

Derde lid

Het derde lid bevat een voorziening voor ontheffingen bij getrapte instructieregels. Als bij een bij algemene maatregel van bestuur gestelde regel is aangegeven dat bij omgevingsverordening nadere regels kunnen worden gesteld of dat van die regel uit die maatregel bij omgevingsverordening kan worden afgeweken, kan ook worden bepaald dat gedeputeerde staten ontheffing kunnen verlenen van de bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur gestelde regels.

Vierde en vijfde lid

Het vierde lid geeft het criterium voor verlening van ontheffing. Ontheffing kan alleen worden verleend als de uitoefening van een taak of bevoegdheid onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot een met die regel te dienen belang. Het vijfde lid geeft tenslotte aan dat aan de ontheffing voorschriften kunnen worden verbonden. Deze voorschriften strekken ertoe ter bescherming van het belang dat met de regel werd gediend de mate van afwijking in te kaderen. Ook kan de ontheffing voor bepaalde tijd worden verleend.