1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 19. Bevoegdheden in bijzondere omstandigheden
  5. Afdeling 19.2 Archeologische toevalvondst van algemeen belang
  6. 19.8 Aanwijzing en afstemming bevoegd gezag

Artikel 19.8 Aanwijzing en afstemming bevoegd gezag

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Bevoegd gezag voor een archeologische toevalsvondst van algemeen belang is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de vondst zich voordoet.

2. Bevoegd gezag voor een archeologische toevalsvondst van algemeen belang die zich voordoet in een gebied dat niet gemeentelijk is ingedeeld, is Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

3. In afwijking van het eerste lid kunnen de taken en bevoegdheden, bedoeld in artikel 19.9, worden uitgeoefend door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als een archeologische toevalsvondst van algemeen belang, van nationaal belang is.

4. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar zich een archeologische toevalsvondst van algemeen belang voordoet en Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stellen elkaar onverwijld in kennis van de bij een melding als bedoeld in artikel 5.10 van de Erfgoedwet van een archeologische toevalsvondst van algemeen belang, verstrekte gegevens en de bij die vondst getroffen of voorgenomen maatregelen.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr 3, p. 308)

Artikel 19.8, vierde lid, van de Omgevingswet regelt dat wanneer er een melding is gedaan van een archeologische toevalsvondst van algemeen belang, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar die vondst is gedaan en de Minster van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap elkaar onverwijld in kennis stellen van deze melding. Voorgesteld wordt deze bepaling te verduidelijken. Het gaat er immers niet om dat de bevoegde bestuursorganen elkaar informeren over een vondstmelding. De melding Fwordt door de vinder (vaak amateurarcheologen) gedaan aan het Centraal archeologisch informatiesysteem (Archis) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (voetnoot: Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, blz. 593 en Kamerstukken II 2014/15, 34 109, nr. 3, blz. 91). Beide bevoegde bestuursorganen hebben toegang tot dit informatiesysteem en hoeven elkaar dus niet te informeren over een melding in het systeem. Het elkaar informeren wordt eerst relevant als bij de archeologische toevalsvondst aanvullende informatie is verstrekt die aanleiding geeft voor een van de bevoegde bestuursorganen om maatregelen te (laten) nemen. Met de voorgestelde tekstwijziging wordt de strekking van deze bepaling verhelderd.

Verder geldt ook hier, net als bij artikel 19.3, eerste lid, dat het niet gaat om een melding als bedoeld in artikel 4.4 van de Omgevingswet. In deze bepaling gaat het om een melding als bedoeld in artikel 5.10 van de Erfgoedwet. De melding, bedoeld in artikel 5.10 van de Erfgoedwet, houdt in het informeren van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (via Archis) over het vermoeden van een archeologische toevalsvondst. Omdat er in artikel 5.10 van de Erfgoedwet gebruik wordt gemaakt van het woord «melding», maar het niet gaat om het daaraan gekoppelde verbod de activiteit te verrichten voordat de melding is gedaan, wordt om die reden de melding in artikel 19.8, vierde lid, van de Omgevingswet gekoppeld aan artikel 5.10 van de Erfgoedwet.