1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 22. Overgangsrecht
  5. Afdeling 22.1 Overgangsfase
  6. 22.1.2 De toepassing van in een verordening of het tijdelijke deel van het omgevingsplan opgenomen regels
  7. 22.13 Geen schadeveroorzakend besluit

Artikel 22.13 Geen schadeveroorzakend besluit

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Een omgevingsvergunning die wordt verleend op grond van een regel in het tijdelijke deel als bedoeld in artikel 22.1, aanhef en onder a, van het omgevingsplan geldt niet als schadeveroorzakend besluit als bedoeld in artikel 15.1, tweede lid.

2. Een onherroepelijk besluit tot aanwijzing van:
a. een monument of archeologisch monument als gemeentelijk monument of provinciaal monument,
b. een gemeentelijk of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht,
c. een rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht,
waarvan de inhoud wordt opgenomen in een omgevingsplan geldt niet als schadeveroorzakend besluit als bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, aanhef en onder d.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr 3, p. 332-333)

Het voorgestelde artikel 15.1, tweede lid, van de Omgevingswet bepaalt dat als voor een activiteit op grond van een regel in een omgevingsplan een omgevingsvergunning is vereist, niet het omgevingsplan maar de omgevingsvergunning het schadeveroorzakende besluit is. Hiermee wordt ook het moment dat om nadeelcompensatie kan worden verzocht, verschoven van de vaststelling van het omgevingsplan naar het moment dat de omgevingsvergunning wordt verleend. Dat zou betekenen dat een benadeelde die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet geen gebruik heeft gemaakt van zijn recht om een verzoek om vergoeding van planschade in te dienen, door de verschuiving van het schademoment opnieuw die mogelijkheid krijgt. Om dat te voorkomen, is deze bepaling opgenomen. Als gevolg hiervan is het niet mogelijk om vergoeding te krijgen van schade die voortvloeit uit een omgevingsvergunning die na de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt verleend op grond van het tijdelijk deel van een omgevingsplan dat bij de inwerkingtreding van artikel 4.6 wordt gevormd door de in dat artikel aangewezen besluiten. Voor het overgangsrecht nadeelcompensatie wordt verwezen naar paragraaf 4.2.7 van dit wetsvoorstel.

In het tweede lid is bepaald dat het niet mogelijk is om schadevergoeding te krijgen als gevolg van het opnemen – na de inwerkingtreding van de Omgevingswet – in een omgevingsplan van op dat moment al bestaande onherroepelijke aanwijzingen van monumenten en archeologische monumenten als gemeentelijk monument of provinciaal monument, bestaande aanwijzingen van gemeentelijke en provinciale stads- of dorpsgezichten en bestaande aanwijzingen van rijksbeschermde stads- of dorpsgezichten. Het is niet de bedoeling dat bestaande onherroepelijke aanwijzingen opnieuw als schadeveroorzakend besluit gaan gelden waarbij opnieuw de mogelijkheid ontstaat om een verzoek om schadevergoeding in te dienen. Deze bepaling heeft dan ook alleen betrekking op bestaande gemeentelijke en provinciale monumenten, bestaande gemeentelijke en provinciale stads- of dorpsgezichten en bestaande rijksbeschermde stads- of dorpsgezichten. Wanneer na de inwerkingtreding van de Omgevingswet nieuwe besluiten worden genomen tot aanwijzing van gemeentelijke of provinciale monumenten of van gemeentelijke, provinciale of rijksbeschermde stads- of dorpsgezichten, is het uiteraard wel mogelijk om een verzoek om schadevergoeding in te dienen. Onderdeel a is zo geformuleerd dat het aansluit op de begripsbepalingen in de Erfgoedwet.