1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 11. Onteigening
  5. Afdeling 11.2 Onteigeningsbeschikking
  6. 11.3 Aanwijzing van te onteigenen onroerende zaken

Artikel 11.3 Aanwijzing van te onteigenen onroerende zaken

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. De onteigeningsbeschikking wijst de te onteigenen onroerende zaken aan.

2. Op verzoek van de eigenaar neemt het bevoegd gezag in de onteigeningsbeschikking ook ter onteigening op:

a. een volledig gebouw, als de onteigenaar het voornemen heeft alleen een gedeelte van het gebouw te onteigenen,

b. volledige erven:

1°. als de onteigenaar het voornemen heeft alleen een gedeelte van een erf te onteigenen en daardoor 25% of minder van de omvang overblijft of als het erf daardoor kleiner wordt dan 10 are, en

2°. als het overgebleven erf niet onmiddellijk grenst aan een ander erf van dezelfde eigenaar.

Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet, Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2018/19, 35133, nr. 3, p. 208)

Dit hoofdstuk heeft betrekking op de onteigening van onroerende zaken. Kortheidshalve worden de onteigende onroerende zaken in de artikelsgewijze toelichting bij dit hoofdstuk aangeduid als ‘zaken’. Daar waar niet de onteigende zaken worden bedoeld, maar bijvoorbeeld de overblijvende onroerende zaken, wordt dat in de toelichting tot uitdrukking gebracht. Omdat de Omgevingswet alleen regels geeft voor de onteigening van onroerende zaken, worden in de toelichting bij dit hoofdstuk geen roerende zaken verstaan onder het begrip ‘zaak’.

Het eerste lid van de voorgestelde bepaling regelt dat de onteigeningsbeschikking specificeert op welke zaken de onteigening betrekking heeft.

Het tweede lid is de voortzetting van het huidige artikel 38 van de Onteigeningswet. Het regelt dat het bestuursorgaan op verzoek van de eigenaar het zogenoemde ‘overblijvende’ overneemt. In de in dit lid bedoelde situaties wordt zo voorkomen dat een eigenaar als gevolg van een onteigening achterblijft met een deel van zijn zaak dat doorgaans moeilijk zal zijn te vervreemden. Het staat volledig ter beoordeling van de eigenaar of hij toepassing van deze regel in zijn geval wenst. Als de eigenaar een beroep doet op dit artikel en het verzoek voldoet aan de voorwaarden genoemd in dit artikel, dan is er geen nadere afwegingsruimte voor het bestuursorgaan. Het overblijvende moet dan worden opgenomen in de onteigeningsbeschikking.