1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 22. Overgangsrecht
  5. Afdeling 22.1 Overgangsfase
  6. 22.1.1 Van omgevingsplan met tijdelijk deel tot omgevingsplan
  7. 22.1 Tijdelijk deel omgevingsplan

Artikel 22.1 Tijdelijk deel omgevingsplan

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

In deze afdeling wordt onder het tijdelijke deel van het omgevingsplan verstaan het deel van het omgevingsplan dat bestaat uit:
a. de besluiten, bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet,
b. de kaarten, bedoeld in artikel 3.5, tweede lid, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet, en de besluiten, bedoeld in artikel 3.5, derde lid, van die wet,
c. de regels waarvoor op grond van artikel 22.2, eerste lid, is bepaald dat ze tijdelijk deel uitmaken van het omgevingsplan.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr 3, p. 323-324)

Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet ontstaat van rechtswege het omgevingsplan. In hoofdstuk 4 van dit wetsvoorstel (in artikel 4.6) wordt geregeld dat op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet een bundeling van de geldende ruimtelijke besluiten en regels uit enkele verordeningen (zoals regels over archeologische monumentenzorg en afvloeiend hemelwater), van rechtswege gelden als onderdeel van het omgevingsplan. Daarnaast kan op grond van artikel 22.2 bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat regels die onder de Omgevingswet niet terugkomen op rijksniveau, tijdelijk deel uitmaken van het omgevingsplan. Deze samenstellende onderdelen worden in deze paragraaf aangeduid als tijdelijk deel van het omgevingsplan. Hiervoor is in artikel 22.1 een begripsbepaling opgenomen.

Op grond van artikel 22.2 kunnen ook regels aan het nieuwe deel van het omgevingsplan worden toegevoegd. Omdat in ieder geval de op grond van artikel 22.2 te stellen regels zullen gelden voor het hele grondgebied van een gemeente, geldt het omgevingsplan dat van rechtswege ontstaat vanzelf ook voor het hele grondgebied, ook als er binnen een gemeente locaties zijn waarvoor in weerwil van artikel 3.1 Wro geen bestemmingsplan of ander ruimtelijk instrument is vastgesteld. Het omgevingsplan dat op grond van artikel 4.6 en artikel 22.2 van rechtswege ontstaat en dat bestaat uit een tijdelijk deel en een nieuw deel, is tegelijkertijd wel en niet het omgevingsplan, bedoeld in artikel 2.4. Het is wel het omgevingsplan, bedoeld in artikel 2.4, omdat het een plan betreft met regels over de fysieke leefomgeving voor het gehele grondgebied van de gemeente. Het is nog niet het omgevingsplan, bedoeld in artikel 2.4, omdat het tijdelijke deel van het plan nog niet voldoet aan alle daaraan bij of krachtens deze wet gestelde eisen. Het betreft hier immers een op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet tot stand gekomen bundeling van (met name) bestaande bestemmingsplannen en beheersverordeningen. Deze moeten gedurende de overgangsfase, dat wil zeggen uiterlijk op 1 januari 2029 worden om- en uitgewerkt tot een omgevingsplan dat wel aan alle wettelijke eisen voldoet. Die om- en uitwerking kan locatiegewijs of themagewijs ter hand worden genomen, zoals beschreven in paragraaf 5.2.3 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting. De artikelen in deze paragraaf bevatten daarvoor enkele tijdelijke voorzieningen.