1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 13. Financiële bepalingen
  5. Afdeling 13.3 Financiële bepalingen vanwege omgevingsvergunningen
  6. 13.5 Financiële zekerheid

Artikel 13.5 Financiële zekerheid

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Bij algemene maatregel van bestuur worden gevallen aangewezen waarin aan een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit die significante nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving kan hebben, het voorschrift wordt of kan worden verbonden dat degene die de activiteit verricht, financiële zekerheid stelt:
a. voor het nakomen van verplichtingen die op grond van de omgevingsvergunning voor diegene gelden, of
b. ter dekking van zijn aansprakelijkheid voor schade aan de fysieke leefomgeving als gevolg van die activiteit.

2. Als degene die de activiteit verricht een openbaar lichaam is, wordt geen voorschrift over financiële zekerheid aan een omgevingsvergunning verbonden, tenzij bij algemene maatregel van bestuur anders is bepaald.

3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de toepassing van het eerste lid. In ieder geval worden regels gesteld over:
a. de vorm waarin financiële zekerheid wordt gesteld,
b. de hoogte van het bedrag waarvoor financiële zekerheid wordt gesteld,
c. hoe lang de financiële zekerheid in stand wordt gehouden.

4. Als een voorschrift als bedoeld in het eerste lid aan een omgevingsvergunning is verbonden en de verplichting niet wordt nageleefd of schade is ontstaan, kan het bevoegd gezag de kosten of een deel van de kosten die zijn gemaakt om naleving af te dwingen of de schade te herstellen verhalen op de gestelde financiële zekerheid. Het bevoegd gezag kan het te verhalen bedrag invorderen bij dwangbevel.

5. Aan een besluit tot gehele of gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid kan een voorschrift als bedoeld in het eerste lid worden verbonden. Bij dat besluit kan worden bepaald dat een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gedurende een in het besluit te bepalen termijn blijft gelden.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 222-224)

In de tekst zijn enkele tekstuele aanpassingen gedaan. Hiermee wordt het artikel niet alleen eenvoudiger leesbaar, maar sluit het ook beter aan op de andere wetsartikelen.

Eerste lid

Het eerste lid wordt zodanig gewijzigd dat het bevoegd gezag bij de in de algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen verplicht kan zijn om aan een omgevingsvergunning een voorschrift over financiële zekerheid te verbinden.

De verplichting tot het stellen van financiële zekerheid in de aangewezen gevallen is in de eerste plaats nodig om Europese richtlijnen correct te kunnen implementeren. Op grond van richtlijn nr. 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (PbEG 1999, L 182) en de richtlijn winningsafval moet een exploitant van een stortplaats of een afvalvoorziening voor winningsindustrieën altijd financiële zekerheid of een equivalente waarborg stellen. Deze plichten bieden geen ruimte voor een discretionaire bevoegdheid van het bevoegd gezag.

Daarnaast sluit het opnemen van een verplichting aan bij geldende regels over financiële zekerheid. Zo geldt er op dit moment voor bedrijven die professioneel vuurwerk (willen) opslaan, mede naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede, de verplichting om financiële zekerheid te stellen. Deze verplichting ontmoedigt bovendien malafide bedrijven zich in Nederland te vestigen.

Overigens worden met de «gevallen» in het eerste lid zowel concrete activiteiten zoals het storten van afval bedoeld, als situaties of omstandigheden waaraan voorwaarden kunnen worden gesteld.

Tweede lid (nieuw)

Het nieuwe voorgestelde tweede lid regelt dat als degene die de activiteit verricht een openbaar lichaam is, in beginsel geen financiële zekerheid wordt vastgesteld. Het doel van financiële zekerheid is te borgen dat financiële risico’s worden afgedekt, zodat kosten niet op de overheid worden afgewenteld en daarmee ten laste van de samenleving komen. Een openbaar lichaam zal altijd zijn betalingsverplichting nakomen en kan niet failliet gaan. Bovendien komen de kosten die een openbaar lichaam maakt altijd (indirect) ten laste van de samenleving. Het stellen van financiële zekerheid is daarmee in beginsel niet nodig. Van de hoofdregel kan bij AMvB echter worden afgeweken, en hiervan zal wegens implementatie van Europese richtlijnen gebruik worden gemaakt. Op grond van richtlijn nr. 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afval (PbEG 1999, L 182) en de richtlijn winningsafval moet een exploitant van een stortplaats of van een afvalvoorziening voor de winningsindustrieën altijd financiële zekerheid of een equivalente waarborg stellen. Deze richtlijnen maken geen onderscheid tussen openbare lichamen en andere initiatiefnemers.

Het voorgestelde onderscheid tussen openbare lichamen en anderen is niet nieuw. Zo wordt in het huidige Vuurwerkbesluit bijvoorbeeld geen financiële zekerheid verlangd voor de opslag van vuurwerk door of onder verantwoordelijkheid van bestuursorganen die door de Minister zijn aangewezen (artikel 3.2.3, vierde lid, van het Vuurwerkbesluit). In de huidige Regeling stortplaatsen voor baggerspecie op land is financiële zekerheid nog uitgesloten voor stortplaatsen die (mede) worden gedreven door de Minister. Dit blijkt niet binnen Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (PbEG 1999, L 182) te passen en wordt hiermee hersteld.

Volledigheidshalve wordt ten slotte opgemerkt dat in een aantal bestaande regelingen, zoals de Regeling stortplaatsen voor baggerspecie op land, het Stortbesluit bodembescherming en de Regeling omgevingsrecht, de mogelijkheid is opgenomen voor openbare lichamen om een gelijkwaardige voorziening toe te passen. Deze mogelijkheid is niet in artikel 13.5 opgenomen. Bij AMvB worden immers regels gesteld over de vorm waarin financiële zekerheid wordt gesteld. Op grond van artikel 4.7 van de Omgevingswet kan al van de voorgeschreven vorm worden afgeweken door een gelijkwaardige maatregel te treffen.

Derde lid (nieuw)

Het voormalige tweede lid is vernummerd tot het derde lid. De grondslag die hierin is opgenomen is iets verbreed ten opzichte van de versie die in het Staatsblad is gepubliceerd. Op grond van die versie konden geen regels worden gesteld over waar het bevoegd gezag bij het verbinden van een voorschrift aan een omgevingsvergunning rekening moest houden. Bovendien was de opsomming niet gelijksoortig. Dit is rechtgezet.

Bij algemene regel van bestuur moeten er regels worden gesteld over de toepassing van het eerste lid. Er wordt gedoeld op de in het eerste lid opgenomen bevoegdheid van of verplichting voor het bevoegd gezag om een voorschrift over financiële zekerheid aan een omgevingsvergunning te verbinden. Deze grondslag is nader ingekleurd door aan te geven dat in ieder geval regels moeten worden opgenomen over de vorm waarin de financiële zekerheid wordt gesteld, de hoogte van de financiële zekerheid en de termijn dat de financiële zekerheid in stand moet worden gehouden.

Daarnaast kunnen bij algemene maatregel van bestuur andere regels worden gesteld over de toepassing van het eerste lid. Een voorbeeld hiervan zijn regels over criteria waar het bevoegd gezag rekening mee moet houden bij het stellen van financiële zekerheid. Deze criteria kunnen zowel gaan over het verbinden, het wijzigen of het laten vervallen van een voorschrift.

Vierde lid (nieuw)

Het voormalige derde lid is vernummerd tot het vierde lid. In het artikellid is verduidelijkt dat het gaat om het verhalen van kosten door de overheid wanneer verplichtingen uit de vergunning waarvoor financiële zekerheid is gesteld niet worden nageleefd of schade aan de fysieke leefomgeving is ontstaan als gevolg van een activiteit. Dit kan zowel de kosten in zijn geheel betreffen, als een gedeelte van de kosten. Een voorbeeld van te verhalen kosten zijn kosten die samenhangen met het uitoefenen van een last onder bestuursdwang. Op grond van artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan de kosten verhalen die het bestuursorgaan heeft gemaakt bij de feitelijke uitvoering van bestuursdwang.

Vijfde lid (nieuw)

Het voormalige vierde lid is vernummerd tot het vijfde lid. Verder zijn alleen tekstuele wijzigingen aangebracht.

Oorspronkelijke wettekst

1. Aan een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit die significante nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving kan hebben, kan, in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, het voorschrift worden verbonden dat degene die de activiteit verricht, financiële zekerheid stelt:
a. voor het nakomen van op grond van de omgevingsvergunning voor hem geldende verplichtingen,
b. ter dekking van zijn aansprakelijkheid voor schade die voortvloeit uit door de activiteit veroorzaakte nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving.

2. Bij de maatregel worden regels gesteld over de vorm waarin, de hoogte van het bedrag waarvoor en hoe lang de zekerheid in stand wordt gehouden en over de voorwaarden waaronder de zekerheidsstelling kan worden opgeheven.

3. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder a, bepaalt het bevoegd gezag het ten hoogste te verhalen bedrag bij het niet nakomen van een verplichting. Het bevoegd gezag kan het te verhalen bedrag invorderen bij dwangbevel.

4. Aan een besluit tot geheel of gedeeltelijke intrekking van een omgevings-vergunning als bedoeld in het eerste lid kan:
a. een voorschrift als bedoeld in het eerste lid worden verbonden,
b. worden bepaald dat een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gedurende een in het besluit te bepalen termijn blijft gelden.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p 541)

Dit artikel heeft tot doel om het mogelijk te maken in verband met de ernstige nadelige gevolgen die een activiteit voor de fysieke leefomgeving kan hebben financiële zekerheid te stellen door degene die de activiteit verricht. Financiële zekerheid kan alleen worden gesteld in bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen. Het voornemen bestaat om bij de aanwijzing de huidige reikwijdte niet te versmallen. Dat betekent dat de invulling die aan dit artikel wordt gegeven in de algemene maatregel van bestuur in elk geval ziet op zekerheidsstelling voor de huidige categorieën van gevallen, zoals stortplaatsen voor baggerspecie op land, afvalstorten en voor winningsafvalstoffen. Wel zal worden bezien of de mogelijkheid van financiële zekerheidsstelling ook dient te worden geïntroduceerd voor speciale gevallen op het terrein van de archeologie. Het eerste, tweede en derde lid, zijn ongewijzigd overgenomen uit artikel 4.1 Wabo.